Spieren
Spieren zijn de motoren van je lichaam. Ze leveren de kracht die ons helpt te bewegen en activiteiten uit te voeren, en onze houding te handhaven. Laten we de basisbeginselen van de spierfunctie eens bekijken.
Spieren bestaan uit vezels die samentrekken wanneer een signaal langs een zenuwbaan wordt gestuurd. Het samentrekken van deze vezels produceert kracht en beweging, waardoor we alles kunnen doen, van hardlopen tot gewichtheffen.
Er zijn verschillende soorten spiersamentrekkingen:
Isometrisch - Bij een isometrische contractie trekt een spier samen, maar verandert de lengte niet en veroorzaakt geen beweging in het gewricht waarmee hij verbonden is. Denk bijvoorbeeld aan het duwen tegen een onbeweeglijk object (zoals een muur). Je armen bewegen niet, maar je voelt je biceps werken door dit soort contractie.
Concentrisch - Een concentrische contractie treedt op wanneer een spier verkort en tegelijkertijd kracht genereert. Bij het heffen van gewichten, bijvoorbeeld, treedt dit type contractie op tijdens het "heffen" van de lift, wanneer het gewicht omhoog wordt gebracht naar de startpositie.
Excentrisch - Een excentrische contractie treedt op wanneer een spier langer wordt en tegelijkertijd kracht genereert. Bij het neerlaten van gewichten na het tillen vindt dit type contractie plaats tijdens het "neerlaat"-gedeelte als de zwaartekracht het gewicht terugtrekt naar de uitgangspositie.
Wanneer je spieren traint moet je er daarom rekening meehouden op welke wijze je ze tijdens sporten gebruikt. Ben je iemand die veel isometrische kracht gebruikt (bijvoorbeeld tijdens judo of worstelen) of juist iemand die veel concentrische spierkracht gebruikt (hardlopen of werpen). Je traint een spier namelijk het beste in de functie waarin je deze nodig hebt. Het heeft geen zin om een functie veelvuldig te trainen die je eigenlijk niet gebruikt. Dus gebruik je een spier veel concentrisch, train deze dan ook zo.